Springen
Parcours
Als je verschillende hindernissen achter elkaar zet, noem je dat een parcours. De hindernissen kunnen verschillende vormen en hoogtes hebben. De volgorde van een parcours is nooit twee keer hetzelfde.
De volgorde waarin de hindernissen van een parcours gesprongen moeten worden, wordt aangegeven met een nummer. Combinatiesprongen hebben slechts 1 nummer gevolgd door een letter voor de verschillende hindernissen (bijvoorbeeld 6A, 6B en 6C).
Tijdens (internationale) wedstrijden worden parcoursen gemaakt door speciale parcoursbouwers. Zij worden door de organisatie ingehuurd om de volgorde en hoogtes van de hindernissen te bepalen.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hindernissen
Hindernissen zijn er in allerlei vormen, hoogtes en breedtes. De simpelste hindernis bestaat uit twee staanders en een aantal balken. De balken liggen in de lepels. Hoe vlakker de lepels en hoe lichter de balk, des te sneller zal de balk op de grond vallen bij het aanstoten.
Er zijn kort gezegd twee soorten hindernissen: hoogtesprongen en breedtesprongen.
Bij een hoogtesprong hoeft het paard alleen hoogte te overwinnen. Als er balken gebruikt worden voor deze hindernis, betekent dit dat ze recht boven elkaar liggen. Voorbeelden van hoogtesprongen zijn:
- Steilsprong
Alle balken van deze hindernis liggen recht boven elkaar.
- Hek
Hierbij zijn de balken (gedeeltelijk) vervangen door een hekwerk dat je in zijn geheel in de lepels kunt hangen.
- Muur
Deze hindernis bestaat uit blokken die een ‘muur’ vormen. Het paard kan er niet doorheen kijken, wat deze hindernis extra moeilijk maakt.
- Kruisje
De hindernis bestaat uit 2 staanders, 2 lepels en 2 balken. De balken steunen aan de ene kant op een lepel en aan de andere kant op de grond, waardoor een kruis ontstaat. In het midden is het laagste punt, waardoor de pony sneller netjes over het midden van de hindernis zal springen.
- Planken
Bij deze hindernis zijn de balken (gedeeltelijk) vervangen door planken.
Bij een breedtesprong moet een paard naast hoog ook in de breedte springen. Als er balken gebruikt worden, betekent dit dat ze zowel boven als achter elkaar komen. Er zijn dus meer staanders nodig. Voorbeelden van breedtesprongen zijn:
- Oxer
Hiervoor zijn 4 staanders nodig. De balken liggen evenwijdig aan elkaar. Soms ligt de achterste balk iets hoger dan de voorste.
- Sloot
De sloot is een echte breedtesprong; er hoeft geen hoogte overwonnen te worden. In principe is de sloot gevuld met water, maar soms wordt er ook een blauwe bak of blauw zeil gebruikt.
- Waaier
Bij deze hindernis rusten de balken aan één kant op dezelfde staander en aan de andere kant op meerdere staanders die achter elkaar zijn gezet zodat er een ‘waaier’ ontstaat.
- Triple
Een ‘triple-bar’ (kortweg ‘triple’) ziet er indrukwekkend uit, maar is vaak redelijk makkelijk te springen. Deze hindernis bestaat uit 6 staanders, waardoor 3 rijen met balken achter elkaar ontstaan. Deze balken lopen op in hoogte. Het paard moet dus zowel hoog als breed springen.
Soms staan er combinatiesprongen in het parcours: twee of drie hindernissen achter elkaar met 1 of 2 galopsprongen ertussen. Bijvoorbeeld een dubbelsprong (twee hindernissen) of driesprong (drie hindernissen). De hindernissen kunnen hetzelfde zijn (bijvoorbeeld twee steilsprongen), maar ook uit verschillende hindernissen bestaan (bijvoorbeeld een steilsprong en een oxer).
Als je verschillende hindernissen achter elkaar zet, noem je dat een parcours. De hindernissen kunnen verschillende vormen en hoogtes hebben. De volgorde van een parcours is nooit twee keer hetzelfde.
De volgorde waarin de hindernissen van een parcours gesprongen moeten worden, wordt aangegeven met een nummer. Combinatiesprongen hebben slechts 1 nummer gevolgd door een letter voor de verschillende hindernissen (bijvoorbeeld 6A, 6B en 6C).
Tijdens (internationale) wedstrijden worden parcoursen gemaakt door speciale parcoursbouwers. Zij worden door de organisatie ingehuurd om de volgorde en hoogtes van de hindernissen te bepalen.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hindernissen
Hindernissen zijn er in allerlei vormen, hoogtes en breedtes. De simpelste hindernis bestaat uit twee staanders en een aantal balken. De balken liggen in de lepels. Hoe vlakker de lepels en hoe lichter de balk, des te sneller zal de balk op de grond vallen bij het aanstoten.
Er zijn kort gezegd twee soorten hindernissen: hoogtesprongen en breedtesprongen.
Bij een hoogtesprong hoeft het paard alleen hoogte te overwinnen. Als er balken gebruikt worden voor deze hindernis, betekent dit dat ze recht boven elkaar liggen. Voorbeelden van hoogtesprongen zijn:
- Steilsprong
Alle balken van deze hindernis liggen recht boven elkaar.
- Hek
Hierbij zijn de balken (gedeeltelijk) vervangen door een hekwerk dat je in zijn geheel in de lepels kunt hangen.
- Muur
Deze hindernis bestaat uit blokken die een ‘muur’ vormen. Het paard kan er niet doorheen kijken, wat deze hindernis extra moeilijk maakt.
- Kruisje
De hindernis bestaat uit 2 staanders, 2 lepels en 2 balken. De balken steunen aan de ene kant op een lepel en aan de andere kant op de grond, waardoor een kruis ontstaat. In het midden is het laagste punt, waardoor de pony sneller netjes over het midden van de hindernis zal springen.
- Planken
Bij deze hindernis zijn de balken (gedeeltelijk) vervangen door planken.
Bij een breedtesprong moet een paard naast hoog ook in de breedte springen. Als er balken gebruikt worden, betekent dit dat ze zowel boven als achter elkaar komen. Er zijn dus meer staanders nodig. Voorbeelden van breedtesprongen zijn:
- Oxer
Hiervoor zijn 4 staanders nodig. De balken liggen evenwijdig aan elkaar. Soms ligt de achterste balk iets hoger dan de voorste.
- Sloot
De sloot is een echte breedtesprong; er hoeft geen hoogte overwonnen te worden. In principe is de sloot gevuld met water, maar soms wordt er ook een blauwe bak of blauw zeil gebruikt.
- Waaier
Bij deze hindernis rusten de balken aan één kant op dezelfde staander en aan de andere kant op meerdere staanders die achter elkaar zijn gezet zodat er een ‘waaier’ ontstaat.
- Triple
Een ‘triple-bar’ (kortweg ‘triple’) ziet er indrukwekkend uit, maar is vaak redelijk makkelijk te springen. Deze hindernis bestaat uit 6 staanders, waardoor 3 rijen met balken achter elkaar ontstaan. Deze balken lopen op in hoogte. Het paard moet dus zowel hoog als breed springen.
Soms staan er combinatiesprongen in het parcours: twee of drie hindernissen achter elkaar met 1 of 2 galopsprongen ertussen. Bijvoorbeeld een dubbelsprong (twee hindernissen) of driesprong (drie hindernissen). De hindernissen kunnen hetzelfde zijn (bijvoorbeeld twee steilsprongen), maar ook uit verschillende hindernissen bestaan (bijvoorbeeld een steilsprong en een oxer).
Gangen
Stap
In de stap worden de benen een voor een opgetild en weer neergezet: linkervoorbeen, rechterachterbeen, rechtervoorbeen, linkerachterbeen. Je noemt dit een viertakt beweging: vier bewegingen die zichzelf herhalen. Er is geen zweefmoment; op elk moment staan er twee of drie hoeven op de grond.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Draf
Tijdens de draf gaat eerst het ene diagonale benenpaar (linksvoor/rechtsachter) naar voren. Dan volgt een zweefmoment: voordat het ene benenpaar de grond raakt wordt het andere diagonale benenpaar (rechtsvoor/linksachter) al opgetild. Een tweetakt beweging dus.
Je kan tijdens het draven lichtrijden of doorzitten.
* Bij het lichtrijden kom je steeds even uit het zadel; je veert mee in de beweging van het paard. Je gaat dus als het ware steeds even in je stijgbeugels staan.
* Wanneer je tijdens het draven in het zadel blijft zitten, spreken we van doorzitten.
Er is een ras dat speciaal gefokt is om te draven, de zogenoemde dravers. Zij worden tijdens harddraverijen ingezet met een tweewielig karretje, de sulky. Hoewel hun naam misschien anders doet vermoeden, kunnen ze wel degelijk ook galopperen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Galop
De galop is een drietakt beweging: eerst het buitenachterbeen; dan de buitendiagonaal (buitenvoorbeen/binnenachterbeen) en het binnenvoorbeen. Daarna volgt een zweefmoment. Een wals heeft hetzelfde ritme: een, twee, drie, een twee, drie.
We kennen de linkergalop en de rechtergalop. Het verschil zit ‘m in de benen die voorop komen. Bij de rechtergalop grijpen de rechterbenen naar voren; bij de linkergalop de linkerbenen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Telgang
Sommige paarden, met name IJslanders, hebben aanleg voor de telgang. Hierbij worden de benen aan een zijde gelijktijdig naar voren gebracht: eerst komen de link voor- en achterhoef neer, dan de rechter. Een tweetakt dus. Bij een snelle telgang zit tussen het neerkomen van de benen aan de ene kant en die aan de andere kant een zweefmoment. Net als de tölt zit deze gang erg prettig.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tölt
Bij de tölt tilt een paard zijn voeten een voor een op, net als in stap. Het verschil zit in het optillen en neerzetten van de hoeven: linksachter, linksvoor, rechtsachter, rechtsvoor. In stap steunt een paard op twee of drie benen en in tölt op een of twee benen. Het tempo varieert van een langzame draf tot een snelle galop. Doordat er geen zweefmoment is, is er ook geen opwaartse beweging en kan je rustig in het zadel blijven zitten. Dit is erg prettig. Met name IJslandse paarden zijn goed in tölten.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In de stap worden de benen een voor een opgetild en weer neergezet: linkervoorbeen, rechterachterbeen, rechtervoorbeen, linkerachterbeen. Je noemt dit een viertakt beweging: vier bewegingen die zichzelf herhalen. Er is geen zweefmoment; op elk moment staan er twee of drie hoeven op de grond.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Draf
Tijdens de draf gaat eerst het ene diagonale benenpaar (linksvoor/rechtsachter) naar voren. Dan volgt een zweefmoment: voordat het ene benenpaar de grond raakt wordt het andere diagonale benenpaar (rechtsvoor/linksachter) al opgetild. Een tweetakt beweging dus.
Je kan tijdens het draven lichtrijden of doorzitten.
* Bij het lichtrijden kom je steeds even uit het zadel; je veert mee in de beweging van het paard. Je gaat dus als het ware steeds even in je stijgbeugels staan.
* Wanneer je tijdens het draven in het zadel blijft zitten, spreken we van doorzitten.
Er is een ras dat speciaal gefokt is om te draven, de zogenoemde dravers. Zij worden tijdens harddraverijen ingezet met een tweewielig karretje, de sulky. Hoewel hun naam misschien anders doet vermoeden, kunnen ze wel degelijk ook galopperen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Galop
De galop is een drietakt beweging: eerst het buitenachterbeen; dan de buitendiagonaal (buitenvoorbeen/binnenachterbeen) en het binnenvoorbeen. Daarna volgt een zweefmoment. Een wals heeft hetzelfde ritme: een, twee, drie, een twee, drie.
We kennen de linkergalop en de rechtergalop. Het verschil zit ‘m in de benen die voorop komen. Bij de rechtergalop grijpen de rechterbenen naar voren; bij de linkergalop de linkerbenen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Telgang
Sommige paarden, met name IJslanders, hebben aanleg voor de telgang. Hierbij worden de benen aan een zijde gelijktijdig naar voren gebracht: eerst komen de link voor- en achterhoef neer, dan de rechter. Een tweetakt dus. Bij een snelle telgang zit tussen het neerkomen van de benen aan de ene kant en die aan de andere kant een zweefmoment. Net als de tölt zit deze gang erg prettig.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tölt
Bij de tölt tilt een paard zijn voeten een voor een op, net als in stap. Het verschil zit in het optillen en neerzetten van de hoeven: linksachter, linksvoor, rechtsachter, rechtsvoor. In stap steunt een paard op twee of drie benen en in tölt op een of twee benen. Het tempo varieert van een langzame draf tot een snelle galop. Doordat er geen zweefmoment is, is er ook geen opwaartse beweging en kan je rustig in het zadel blijven zitten. Dit is erg prettig. Met name IJslandse paarden zijn goed in tölten.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tuig
Veelzijdigheidszadel
De meeste ruiters en amazones vinden alles leuk wat met paarden te maken heeft. Ze willen dressuur oefenen, sprongetjes maken en zo nu en dan lekker in het bos of op het strand rijden. Dit kan allemaal met een veelzijdigheidszadel! Het zadel ligt tussen een dressuur- en springzadel in, vandaar dat het voor verschillende onderdelen van de paardensport gebruikt kan worden.
De zweetbladen zijn niet zo lang als bij een dressuurzadel, maar wel langer dan bij een springzadel. De lepel is redelijk hoog. Met springen zit dit iets minder lekker als je hoge hindernissen neemt, maar anders heb je er geen last van. Aan allebei de kanten van het zadel zitten drie singelstoten; je gebruikt er twee en er is één reserve. De singel is lang en wordt onder de zweetbladen vastgemaakt. Als je vaak lange buitenritten maakt, kun je ringetjes aan het zadel laten maken waar je zadeltassen of een halster aan vast kunt klikken.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoofdstel
Een hoofdstel is bedoeld om mee te rijden, daarin verschilt het van een halster. De meeste hoofdstellen bieden ruimte voor één of twee bitten, maar er zijn ook varianten zonder, zoals de hackamore of de bosal. In dat geval wordt het paard gestuurd door druk op het neusbeen. Je ziet deze hoofdstellen vooral in de westernsport, maar ook in de springsport en endurance.
Bij de klassieke dressuur wordt echter altijd met een bit gewerkt en op hoger niveau zelfs met twee bitten, de stang en de trens. Hoofdstellen zijn er met een lage neusriem, een hoge neusriem (stang- en trenshoofdstel) en een gecombineerde neusriem. Dat laatste is een hoge neusriem met een sperriempje dat om de snoet loopt.
Zorg dat het hoofdstel goed past; er hoort een vuist tussen keelriem en keel te passen. De neusriem moet zo strak zitten dat je er nog twee platte vingers onder kunt steken. Je lost niets op door bij een onwillige pony de neusriem keihard aan te snoeren!
Wat de teugels betreft: schaf iets aan wat lekker in de hand ligt. Gevlochten of rubberen teugels geven meer grip.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bit
Het bit ligt op een plek in de mond waar geen kiezen of tanden zitten. Dit gedeelte van de kaakrand heet de lagen. Het is een gevoelige plaats, zoiets als je scheenbeen. Daarom moet je altijd rustig zijn met je handen. Leg maar eens een stok op je scheenbeen en duw daar hard op, dan voel je wat je pony voelt!
Bitten zijn er in heel veel vormen, diktes en van materiaal variërend van rubber tot ijzer. Daarnaast worden ze nog eens onderverdeeld in stang- en trensbitten. Alle bitten die in combinatie met een kinketting gebruikt worden, zijn stangbitten. Als dat niet het geval is, heb je te maken met een trens!
Een trensbit is er in gebroken, dubbel gebroken en ongebroken uitvoering. De tweede variant is zacht van inwerking; de éénmaal gebroken trens is het meest gangbaar. Een bustrens is een bit met vaste ringen (D-trens genaamd als de ringen een D-vorm hebben). En een watertrens heeft ringen die je rond kunt draaien. Dit is geschikt voor een pony met een stuggere mond.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Halsters
Een halster heb je altijd nodig. Je gebruikt hem om je paard aan te geleiden of wanneer je hem vast wilt zetten. Een halster mag niet te los zitten, maar ook niet zo strak als bijvoorbeeld een hoofdstel.
Halsters zijn er in goedkope en luxe uitvoeringen. Met een beetje handigheid kun je ze ook zelf knopen van stevig koord. Het materiaal is meestal nylon, maar ook wel katoen of leder. Halsters die niet van leer zijn, kun je in allerlei kleuren krijgen, soms ook met motieven. Vaak zijn er bijpassende touwen verkrijgbaar.
Omdat paarden hun halster vaak om hebben, is het fijn als het een beetje lekker zit. Daarom hebben sommige halster zacht fleece om het kopstuk, de neusriem en eventueel de bakstukken. Soms kun je deze eraf halen, zodat je ze kunt wassen.
Als het halster erg vies is, kun je het schoonmaken. Dit kan in de wasmachine. Borstel het ergste vuil eraf, stop het halster in een kussensloop of handdoek en zet de wasmachine op 40 graden. Droog na afloop de gespen nog even extra af, anders kunnen ze gaan roesten. Je kunt het halster ook een tijdje in een emmer met warm water en sop laten weken. Wel goed uitspoelen daarna, want voor paarden is het niet fijn als er nog zeep aan het halster zit. En ook hier goed de gespen afdrogen.
Als je een veulentje hebt, doe dat dan zo snel mogelijk een zacht halstertje aan. Daar heb je later veel profijt van. Een veulenhalster is ruim verstelbaar, zodat het een tijdje met het jonge dier mee kan groeien. Gaat het diertje met zijn moeder de wei in, doe het halster dan af. Hij kan erin vast komen te zitten met een achterbeentje bij het krabben.
Om dezelfde reden kun je je pony het beste zonder halster in de wei laten lopen. Een halster kan altijd ergens aan blijven haken. Alleen als hij niet te vangen is, kun je hem een goed passend halster laten dragen. Maak het dan wel wat strakker vast.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Onderhoud leer
Leer is een natuurlijk product en kan daarom nogal wisselend zijn van kwaliteit. Feit is dat je alle leren producten heel lang goed kunt houden door ze goed te behandelen. Dat houdt in dat je elke keer als je gereden hebt, viezigheid verwijdert van je hoofdstel, zadel en beenbeschermers.
Afhankelijk van hoe vaak je rijdt en hoe vies het leer wordt, af en toe reinigen met zadelzeep. Gebruik niet te veel water, want dan schuimt de hele stal onder! Na het inzepen de boel laten intrekken en drogen.
Het is belangrijk om het leer regelmatig met olie in te smeren. Dan blijft het lekker soepel. Haal je hoofdstel helemaal uit elkaar (kijk goed hoe het zit, anders krijg je het niet meer in elkaar!) en smeer de riempjes een voor een dik in met olie. Ook bij gespjes en sluitingen goed olie aanbrengen. Dit zijn de meest kwetsbare onderdelen.
Het zadel mag je helemaal met olie insmeren behalve het gedeelte waar je op zit en de zweetbladen, of je moet het niet erg vinden om een beetje olie aan je rijbroek te krijgen. Neem ook de beugelriemen mee, vooral op de plaatsen waar de beugels hangen en bij de gespen.
Koperwerk kun je poetsen met speciale koperpoets die je bij ruitershops kunt kopen. Bitten en beugels behandel je met een sopje. Wel goed naspoelen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tuig voor aangespannen werk
Aangespannen rijden, dus je pony voor een wagentje zetten, betekent plezier voor meerdere mensen tegelijk en je pony heeft er ook nog lol in! Bij het maken van een ritje voor de wagen, kan je pony zich goed ontspannen zonder dat zijn rug belast wordt. Daarom kun je een pony al op jonge leeftijd (tweeënhalf jaar) voor de wagen beleren. Om de kar te kunnen trekken, heb je een tuig nodig. Dat kan een tuig mét of zonder broek zijn.
Een broek is een verzameling riempjes die over de achterkant van je pony hangt en waarmee hij (of zij) het wagentje van remmen op de achterhand. Als je alleen maar over de vlakke weg rijdt, is een broek niet per se noodzakelijk.
Zorg dat je tuig van goed leer is gemaakt, anders kunnen er nare ongelukken gebeuren. De meeste tuigen zijn uitgerust met een borststuk. Dit moet boven de boeg van je pony zitten. Gebruik een hoofdstel met oogkleppen en een stangbit. Je hebt nu eenmaal minder te vertellen op de bok dan in het zadel!
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Longeerlijn
Een longeerlijn is een lange lijn waaraan je een paard of pony kan longeren. Longeren wil zeggen dat je je pony in een cirkel om je heen laat lopen. Deze manier van trainen wordt gebruikt voor verschillende doelen. Je kunt een pony ermee laten wennen aan stemhulpen. Het dient ook ter afwisseling van de gewone training onder het zadel. En je kunt een pony er weer mee in conditie brengen. Of je doet het wanneer hij door omstandigheden geen zadel op zijn rug kan hebben (bijvoorbeeld drukplekken of huidaandoeningen). Daarnaast is longeren een goede methode om je paard beweging te geven als je eens weinig tijd hebt of je niet zo lekker voelt.
De longeerlijn is meestal een meter of tien lang. Je kan hem krijgen in een nylonuitvoering, maar ook van katoen of webband, dat is een soort linnen. Aan het uiteinde zit een haakje dat je aan de bitring of de kaptoom kan bevestigen. Op duurdere uitvoeringen zitten soms leren dwarsstukjes om te voorkomen dat de lijn door je handen glipt.
Gebruik altijd handschoenen bij het longeren. Wanneer je pony aan de ren gaat, heb je brandblaren voordat je het weet. Om die reden heeft een katoenen of webband longeerlijn de voorkeur boven een nylon lijn.
Rol je longeerlijn op door, beginnend bij de lus, grote slagen te maken die steeds ietsje kleiner worden. Draai vervolgens het laatste stukje een keer om de bos heen en haal het uiteinde aan de bovenkant erdoor. Nu kun je hem zo ophangen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Reparatie
Waar paarden en pony’s zijn, gaat veel kapot! Hoe vaak schuurt je pony niet met zijn neus langs de muur met het hoofdstel aan, of knaagt hij voor de grap een riempje door? Dat is natuurlijk vervelend, maar je kunt het laten repareren.
Een goede zadelmaker kan heel veel: van het stikken van leerwerk, het bijvullen van je zadel tot het aanzetten van nieuwe gespen. Voor simpel stikwerk aan een halster kun je ook naar een goede schoenmaker gaan.
Controleer regelmatig al het stikwerk van je hoofdstel en je zadel. Stel je voor dat je teugel opeens breekt als je langs de openbare weg rijdt. Of dat je beugelriem afknapt op het moment dat je boven een hindernis hangt!
Een zadel moet van tijd tot tijd helemaal nagekeken worden. De kussens van een nieuw zadel zakken na een poosje rijden altijd in en moeten dan bijgevuld worden. Dit kan alleen bij gestikte zadels, niet als het leerwerk geplakt is.
Laat je zadel na een val ALTIJD nakijken! Je moet namelijk zeker weten dat de boom van je zadel niet gebroken is. Ook singelstoten hebben veel te lijden en zullen na een aantal jaren meestal vervangen moeten worden.
Tot slot: zorg dat de veiligheidshaken waar de stijgbeugelriemen aan bevestigd zijn, soepeltjes openspringen als je aan de beugelriem trekt. Als dat niet zo is, doe er dan wat olie op (geen leerolie natuurlijk!).
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De meeste ruiters en amazones vinden alles leuk wat met paarden te maken heeft. Ze willen dressuur oefenen, sprongetjes maken en zo nu en dan lekker in het bos of op het strand rijden. Dit kan allemaal met een veelzijdigheidszadel! Het zadel ligt tussen een dressuur- en springzadel in, vandaar dat het voor verschillende onderdelen van de paardensport gebruikt kan worden.
De zweetbladen zijn niet zo lang als bij een dressuurzadel, maar wel langer dan bij een springzadel. De lepel is redelijk hoog. Met springen zit dit iets minder lekker als je hoge hindernissen neemt, maar anders heb je er geen last van. Aan allebei de kanten van het zadel zitten drie singelstoten; je gebruikt er twee en er is één reserve. De singel is lang en wordt onder de zweetbladen vastgemaakt. Als je vaak lange buitenritten maakt, kun je ringetjes aan het zadel laten maken waar je zadeltassen of een halster aan vast kunt klikken.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoofdstel
Een hoofdstel is bedoeld om mee te rijden, daarin verschilt het van een halster. De meeste hoofdstellen bieden ruimte voor één of twee bitten, maar er zijn ook varianten zonder, zoals de hackamore of de bosal. In dat geval wordt het paard gestuurd door druk op het neusbeen. Je ziet deze hoofdstellen vooral in de westernsport, maar ook in de springsport en endurance.
Bij de klassieke dressuur wordt echter altijd met een bit gewerkt en op hoger niveau zelfs met twee bitten, de stang en de trens. Hoofdstellen zijn er met een lage neusriem, een hoge neusriem (stang- en trenshoofdstel) en een gecombineerde neusriem. Dat laatste is een hoge neusriem met een sperriempje dat om de snoet loopt.
Zorg dat het hoofdstel goed past; er hoort een vuist tussen keelriem en keel te passen. De neusriem moet zo strak zitten dat je er nog twee platte vingers onder kunt steken. Je lost niets op door bij een onwillige pony de neusriem keihard aan te snoeren!
Wat de teugels betreft: schaf iets aan wat lekker in de hand ligt. Gevlochten of rubberen teugels geven meer grip.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bit
Het bit ligt op een plek in de mond waar geen kiezen of tanden zitten. Dit gedeelte van de kaakrand heet de lagen. Het is een gevoelige plaats, zoiets als je scheenbeen. Daarom moet je altijd rustig zijn met je handen. Leg maar eens een stok op je scheenbeen en duw daar hard op, dan voel je wat je pony voelt!
Bitten zijn er in heel veel vormen, diktes en van materiaal variërend van rubber tot ijzer. Daarnaast worden ze nog eens onderverdeeld in stang- en trensbitten. Alle bitten die in combinatie met een kinketting gebruikt worden, zijn stangbitten. Als dat niet het geval is, heb je te maken met een trens!
Een trensbit is er in gebroken, dubbel gebroken en ongebroken uitvoering. De tweede variant is zacht van inwerking; de éénmaal gebroken trens is het meest gangbaar. Een bustrens is een bit met vaste ringen (D-trens genaamd als de ringen een D-vorm hebben). En een watertrens heeft ringen die je rond kunt draaien. Dit is geschikt voor een pony met een stuggere mond.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Halsters
Een halster heb je altijd nodig. Je gebruikt hem om je paard aan te geleiden of wanneer je hem vast wilt zetten. Een halster mag niet te los zitten, maar ook niet zo strak als bijvoorbeeld een hoofdstel.
Halsters zijn er in goedkope en luxe uitvoeringen. Met een beetje handigheid kun je ze ook zelf knopen van stevig koord. Het materiaal is meestal nylon, maar ook wel katoen of leder. Halsters die niet van leer zijn, kun je in allerlei kleuren krijgen, soms ook met motieven. Vaak zijn er bijpassende touwen verkrijgbaar.
Omdat paarden hun halster vaak om hebben, is het fijn als het een beetje lekker zit. Daarom hebben sommige halster zacht fleece om het kopstuk, de neusriem en eventueel de bakstukken. Soms kun je deze eraf halen, zodat je ze kunt wassen.
Als het halster erg vies is, kun je het schoonmaken. Dit kan in de wasmachine. Borstel het ergste vuil eraf, stop het halster in een kussensloop of handdoek en zet de wasmachine op 40 graden. Droog na afloop de gespen nog even extra af, anders kunnen ze gaan roesten. Je kunt het halster ook een tijdje in een emmer met warm water en sop laten weken. Wel goed uitspoelen daarna, want voor paarden is het niet fijn als er nog zeep aan het halster zit. En ook hier goed de gespen afdrogen.
Als je een veulentje hebt, doe dat dan zo snel mogelijk een zacht halstertje aan. Daar heb je later veel profijt van. Een veulenhalster is ruim verstelbaar, zodat het een tijdje met het jonge dier mee kan groeien. Gaat het diertje met zijn moeder de wei in, doe het halster dan af. Hij kan erin vast komen te zitten met een achterbeentje bij het krabben.
Om dezelfde reden kun je je pony het beste zonder halster in de wei laten lopen. Een halster kan altijd ergens aan blijven haken. Alleen als hij niet te vangen is, kun je hem een goed passend halster laten dragen. Maak het dan wel wat strakker vast.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Onderhoud leer
Leer is een natuurlijk product en kan daarom nogal wisselend zijn van kwaliteit. Feit is dat je alle leren producten heel lang goed kunt houden door ze goed te behandelen. Dat houdt in dat je elke keer als je gereden hebt, viezigheid verwijdert van je hoofdstel, zadel en beenbeschermers.
Afhankelijk van hoe vaak je rijdt en hoe vies het leer wordt, af en toe reinigen met zadelzeep. Gebruik niet te veel water, want dan schuimt de hele stal onder! Na het inzepen de boel laten intrekken en drogen.
Het is belangrijk om het leer regelmatig met olie in te smeren. Dan blijft het lekker soepel. Haal je hoofdstel helemaal uit elkaar (kijk goed hoe het zit, anders krijg je het niet meer in elkaar!) en smeer de riempjes een voor een dik in met olie. Ook bij gespjes en sluitingen goed olie aanbrengen. Dit zijn de meest kwetsbare onderdelen.
Het zadel mag je helemaal met olie insmeren behalve het gedeelte waar je op zit en de zweetbladen, of je moet het niet erg vinden om een beetje olie aan je rijbroek te krijgen. Neem ook de beugelriemen mee, vooral op de plaatsen waar de beugels hangen en bij de gespen.
Koperwerk kun je poetsen met speciale koperpoets die je bij ruitershops kunt kopen. Bitten en beugels behandel je met een sopje. Wel goed naspoelen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tuig voor aangespannen werk
Aangespannen rijden, dus je pony voor een wagentje zetten, betekent plezier voor meerdere mensen tegelijk en je pony heeft er ook nog lol in! Bij het maken van een ritje voor de wagen, kan je pony zich goed ontspannen zonder dat zijn rug belast wordt. Daarom kun je een pony al op jonge leeftijd (tweeënhalf jaar) voor de wagen beleren. Om de kar te kunnen trekken, heb je een tuig nodig. Dat kan een tuig mét of zonder broek zijn.
Een broek is een verzameling riempjes die over de achterkant van je pony hangt en waarmee hij (of zij) het wagentje van remmen op de achterhand. Als je alleen maar over de vlakke weg rijdt, is een broek niet per se noodzakelijk.
Zorg dat je tuig van goed leer is gemaakt, anders kunnen er nare ongelukken gebeuren. De meeste tuigen zijn uitgerust met een borststuk. Dit moet boven de boeg van je pony zitten. Gebruik een hoofdstel met oogkleppen en een stangbit. Je hebt nu eenmaal minder te vertellen op de bok dan in het zadel!
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Longeerlijn
Een longeerlijn is een lange lijn waaraan je een paard of pony kan longeren. Longeren wil zeggen dat je je pony in een cirkel om je heen laat lopen. Deze manier van trainen wordt gebruikt voor verschillende doelen. Je kunt een pony ermee laten wennen aan stemhulpen. Het dient ook ter afwisseling van de gewone training onder het zadel. En je kunt een pony er weer mee in conditie brengen. Of je doet het wanneer hij door omstandigheden geen zadel op zijn rug kan hebben (bijvoorbeeld drukplekken of huidaandoeningen). Daarnaast is longeren een goede methode om je paard beweging te geven als je eens weinig tijd hebt of je niet zo lekker voelt.
De longeerlijn is meestal een meter of tien lang. Je kan hem krijgen in een nylonuitvoering, maar ook van katoen of webband, dat is een soort linnen. Aan het uiteinde zit een haakje dat je aan de bitring of de kaptoom kan bevestigen. Op duurdere uitvoeringen zitten soms leren dwarsstukjes om te voorkomen dat de lijn door je handen glipt.
Gebruik altijd handschoenen bij het longeren. Wanneer je pony aan de ren gaat, heb je brandblaren voordat je het weet. Om die reden heeft een katoenen of webband longeerlijn de voorkeur boven een nylon lijn.
Rol je longeerlijn op door, beginnend bij de lus, grote slagen te maken die steeds ietsje kleiner worden. Draai vervolgens het laatste stukje een keer om de bos heen en haal het uiteinde aan de bovenkant erdoor. Nu kun je hem zo ophangen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Reparatie
Waar paarden en pony’s zijn, gaat veel kapot! Hoe vaak schuurt je pony niet met zijn neus langs de muur met het hoofdstel aan, of knaagt hij voor de grap een riempje door? Dat is natuurlijk vervelend, maar je kunt het laten repareren.
Een goede zadelmaker kan heel veel: van het stikken van leerwerk, het bijvullen van je zadel tot het aanzetten van nieuwe gespen. Voor simpel stikwerk aan een halster kun je ook naar een goede schoenmaker gaan.
Controleer regelmatig al het stikwerk van je hoofdstel en je zadel. Stel je voor dat je teugel opeens breekt als je langs de openbare weg rijdt. Of dat je beugelriem afknapt op het moment dat je boven een hindernis hangt!
Een zadel moet van tijd tot tijd helemaal nagekeken worden. De kussens van een nieuw zadel zakken na een poosje rijden altijd in en moeten dan bijgevuld worden. Dit kan alleen bij gestikte zadels, niet als het leerwerk geplakt is.
Laat je zadel na een val ALTIJD nakijken! Je moet namelijk zeker weten dat de boom van je zadel niet gebroken is. Ook singelstoten hebben veel te lijden en zullen na een aantal jaren meestal vervangen moeten worden.
Tot slot: zorg dat de veiligheidshaken waar de stijgbeugelriemen aan bevestigd zijn, soepeltjes openspringen als je aan de beugelriem trekt. Als dat niet zo is, doe er dan wat olie op (geen leerolie natuurlijk!).
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------